Techniek van het werpen – Aan de rol

Wanneer je geen ruimte hebt voor een achterwaartse worp (vanwege bomen of hoge struiken, een muur of iets dergelijks) dan zul je je toevlucht moeten zoeken tot de rolworp. Op zwaar begroeide forelbeken is dit vaak bijna de enige worp waarvan ik gebruik maak. Voor een correct uitgevoerde rolworp laat je de lijn, door het heffen van de hengel, langzaam op je af komen. Laat de lijn langs je schouder gaan en pas op dat moment kun je de voorwaartse worp inzetten. Veel mensen slaan daarbij met de hengeltop veel te ver door naar beneden. De voortrollende vliegenlijn beroert dan het wateroppervlak van begin tot eind, wat niet alleen de vissen schuw maakt, maar ook de nodige energie kost. Een hoge stop, weer die stand van 11 uur in de gaten houden, maakt dat de vliegenlijn in de lucht uitrolt en dan weer zachtjes op het wateroppervlak valt.
Wanneer je bij de rolworp de vliegenlijn niet tot voorbij je schouder laat gaan, de rolworp dus te vroeg inzet, dan zullen vliegenlijn en leader zich niet goed strekken. De vliegenlijn moet echt aan je top ‘hangen’, daarbij een grote D vormend, alvorens je de voorwaartse worp in kunt zetten. En nogmaals, maak de stopbeweging (die nu wat feller mag zijn omdat we de gehele vliegenlijn van het wateroppervlak op moeten tillen) weer rond de 11 uur stand, zodat de lijn in de lucht uitrolt en zachtjes op het water valt. Verzwaarde nimfen en streamertjes komen met een hoog uitgevoerde rolworp ook beter het water uit, worden niet slechts door het wateroppervlak getrokken.
Vis je met een zinkende vliegenlijn of zinkende schietkop vliegenlijn, dan kun je de rolworp gebruiken om deze lijn, wanneer de vlieg al bijna teruggevist is, aan de oppervlakte van het water te krijgen. Na die rolworp kun je de lijn dan achter je in de lucht brengen met een gewone achterwaartse worp en vervolgens verder op lengte brengen en weg laten schieten.
Rolworpen werken het best met hengels die wat meer ‘massa’ hebben. Met een rapiertje uit grafiet van 1,80 of 2,10 meter lang dat gebouwd is voor een lijnklasse #3 zul je nauwelijks rolworpen over afstanden van vijftien meter uit kunnen voeren. Afstanden die wel weer met een hengel van negen of tien voet, die gebouwd is voor een lijnklasse #5 of 6, mogelijk zijn. Ook met splitcane hengels van rond de acht voet lang en gebouwd voor een lijnklasse #5 of #6 vliegenlijn krijg je die drijvende lijn aardig aan het rollen. Maar de standaard rolworp blijft toch zijn beperkingen houden waar het om het bereiken van grotere afstanden gaat.
Bij de gewone rolworp brengen we de lijn die voor ons op het water ligt langzaam naar ons toe, de lijn glijdt door het wateroppervlak in onze richting, we wachten tot de lijn de schouder gepasseerd is en dan zetten we de voorwaartse beweging in. De rolworp valt op gras nauwelijks te oefenen, omdat we de weerstand van het water nodig hebben om de voorwaartse worp uit te kunnen voeren. Knopen we een loodje van vijftig of honderd gram aan de punt van de leader, dan lukt het weer wel. De weerstand van het water wordt zo mooi nagebootst, we zullen alleen zelf wat loopwerk moeten verrichten om te bereiken dat de vliegenlijn voorbij onze schouder gaat.