Vliegenhengels

De standaard vliegenhengel is gemaakt van carbonfiber (rechts) en bestaat meestal uit vier delen. In enkele gevallen zijn de hengels uit 6 delen opgebouwd. Naast carbon worden er ook hengels van splitcane (links) en van glasfiber (midden) gemaakt. Deze laatste twee hebben elk een eigen karakter van werpen en worden merendeels door liefhebbers ingezet.

werpgewicht
Vliegenhengels kunnen een bepaald gewicht lijn werpen. Die gewichten zijn gestandaardiseerd en worden uitgedrukt in AFTMA-nummers. AFTMA staat voor American Flyfishing Tackle Manufacturers Association. AFTMA 0 is een exceptioneel lichte lijn en AFTMA 15 een zeer zware, bestemd voor het vissen op marlijn, tonijn en andere grote (zoutwater) vissen.

Voor de Nederlandse vliegvisserij op witvis gebruiken we AFTMA 3 tot 5 hengels. Deze hengels zijn ook geschikt voor het vliegvissen op forel en vlagzalm in bijvoorbeeld de Eifel of de Ardennen. Voor grotere en sterkere vissen als zeebaars en forel uit het Oostvoornse Meer zijn AFTMA 6 en 7 hengels meer geschikt. Ga je vissen op snoek, snoekbaars of karper dan kies je een hengel uit de AFTMA 8 klasse (of zwaarder).

De AFTMA klasse staat aangegeven op de hengel. Je kunt ook de AFTMA klasse van je hengel zelf meten. In het artikel “Meten is Weten” legt Hans Bock uit hoe je dat moet doen. Het artikel is verschenen in De Nederlandse Vliegvisser, uitgave 120.

reelhouder
Omdat de lijn tijdens het werpen van de reel wordt getrokken, is de reel onder de werphand op een reelhouder gemonteerd. Meestal wordt de reel vastgezet met een schroefring en wordt het andere eind van de reelvoet in een uitsparing gedrukt.

handgreep
De handgreep kan verschillende vormen hebben. Veel vliegvissers vissen in het geval van een lichte hengel graag met de wijsvinger boven op het handvat. (zie ook Een juiste greep) Daarvoor zijn de sigaarvorm (links) en de semi-Welsh (midden) goede vormen. Bij zwaardere hengels wordt de druk op de wijsvinger te groot en komt de duim er boven op. Dan is de full-Welsh (rechts) een betere vorm.

ogen
Een vliegenhengel heeft veel ogen. Die hoeveelheid ogen zijn nodig om meer controle te houden over de relatief zware vliegenlijn. Om die ogen zo licht mogelijk te maken is voor het slangenoog (2) gekozen. Het oog het dichtst bij het handvat, het trekoog (1), is wat groter en zwaarder gemaakt en gevoerd, omdat daar tijdens het werpen veel wrijving ontstaat door de steeds in een hoek langs glijdende vliegenlijn. Het derde type oog is het topoog (3)

werpkarakteristiek – zachte en harde hengels
Niet alle vliegenhengels hebben een zelfde werpgedrag. Er zijn ‘zachte’ hengels, die ver doorbuigen en ‘harde’ hengels, waarvan de buiging dichter bij de top stopt. Uiteraard zijn er vele tussentypen, elke hengel heeft zo zijn eigen karakteristiek.

Zachte hengels zijn langzamer; als je het handvat beweegt, duurt het even voordat ook de top mee gaat bewegen. Bij een werpbeweging komt de hengel trager op gang dan bij een harde hengel, en zwiept dan verder door. De lijn krijgt daardoor wat minder snelheid dan bij een harde hengel. Hij krijgt ook een wijdere lus, die tijdens de worp meer luchtweerstand ondervindt dan een nauwe lus. Door de traagheid heeft een verkeerde timing bij het werpen een geringer effect dan bij een harde en daardoor snellere hengel. Verder dempt een zachte hengel de schokken van de gevangen vis beter af, zodat je met dunnere leaderpunten kunt vissen.

Door de lagere lijnsnelheid werpt een zachte hengel minder ver dan een harde. Ver kunnen werpen vergroot je bevisbare gebied. Ook moet je met snelle hengels met wat dikkere leaderpunten vissen, omdat je door de snelheid en hardheid de leader eerder breekt. Voor beginners zijn wat zachtere hengels aan te bevelen.

de lengte van de hengel
Vliegenhengels kunnen in lengte variëren: van ongeveer 6 voet tot 15 voet (1,80 tot 4,50 m) De zeer korte hengels zijn bedoeld voor het vissen in een sterk begroeide omgeving. De lange zijn meestal voor de hogere gewichten bestemd en zijn vaak tweehandig. Ze worden voor zware vis ingezet.

Bij die lange hengels krijgt de lijn tijdens het werpen een hogere snelheid dan bij een korte hengel, maar de geworpen lus wordt groter en krijgt dan meer luchtweerstand. Tevens moet de timing wat langzamer worden, omdat de uitslag van de hengel ook groter wordt. Hoe langer de hengel hoe zachter die aanvoelt, bij gelijkblijvend materiaal en opbouw. Een harde 6 voets hengel is dan het moeilijkst om te werpen, de timing moet dan wel heel nauwkeurig zijn. Een 10 voets zachte hengel daarentegen voelt snel aan als een natte dweil en vraagt dan om een heel langzame timing.

Een middelsnelle carbon hengel van 8 tot 9 voet lang is een aanrader voor elke beginner. Pas als je de timing goed onder de knie hebt zijn snellere hengels te proberen voor de haast onvermijdelijke drang om grote afstanden te gaan werpen.