Techniek van het werpen – Het betere bochtenwerk

Het kan zijn dat de stroming op een bepaald gedeelte van de rivier, tussen ons en de plek waar we vis vermoeden, sterker is dan elders. Dit probleem kunnen we tegemoet treden met de boogworp, waarbij we extra lijn in het sneller stromende gedeelte leggen. De boogworp kan zowel op de normale manier als ‘backhand’ (over de andere schouder) uitgevoerd worden. Na het aanwerpen van het doel maken we een extra beweging met de hengeltop om de bocht in de lijn te brengen. Dit kan een rollende beweging zijn met de hengeltop, het even naar rechts en dan weer terug naar links brengen van de hengeltop (voor een bocht naar rechts), of iets dergelijks. Hoe eerder we die extra beweging maken, hoe verder richting punt van de vliegenlijn de bocht zal komen te liggen.
Maken we de extra beweging meteen na de stop op 11 uur, dan ligt de bocht in de buurt van de vlieg, wachten we extra lang, dan ligt de bocht vlak voor onze hengeltop. Uiteraard kunnen we ook een bocht in de lijn brengen, wanneer deze al op het water ligt, het ‘menden’ van de lijn, maar wanneer de lijn al in een bocht op het water komt, is dit effectiever. Ook de rolworp kan, wanneer we die stop maar in de stand 11 uur maken en de lijn dus boven het water uitrolt, aangevuld worden met het in de lucht maken van een bocht in de lijn. Maken we de stop te laag en rolt de lijn uit over het wateroppervlak, dan kunnen we alleen door menden van de lijn nog een bocht in de lijn brengen.
Willen we de leader en het voorste gedeelte van de vliegenlijn onder een hoek op het water leggen, om een obstakel bijvoorbeeld, dan kunnen we dit bereiken door zijwaarts met wat extra energie te werpen. Op een punt schuin voor ons maken we een stop met de hengel en vervolgens brengen we de hengel verder naar voren en omlaag naar het water oppervlak. Door het ‘botsen’ op de hengel slaat de lijn met de leader door in de andere richting en ligt in een bocht of onder een hoek op het water.